
Ik schreef een opiniestuk. Over het onderwijs. Over hoe we in een systeem leven dat ons systematisch heeft afgeleerd het systeem zelf te zien. Over hoe ons onderwijsstelsel niet alleen kennis overdraagt, maar ook de normen en vanzelfsprekendheden reproduceert die het stelsel in stand houden. Het stuk stelt een ongemakkelijke vraag: hoe kunnen we fundamenteel vernieuwen, als we in en door datzelfde stelsel hebben geleerd niet te kijken naar wat werkelijk aan herziening toe is?
En nu, met het stuk in handen, aarzel ik. Niet vanwege de inhoud — daar sta ik achter. Maar omdat ik voel wat velen voelen die het systeem willen bevragen: de dreiging van sociale sanctie. Geen formele straf, geen berisping, maar iets veel subtielers. De blik die zegt: “Is dit wel gepast?” De stilte die volgt in het overleg. De uitnodiging die niet meer komt. De positie die net iets wankeler wordt. Ik overweeg daarom het stuk te publiceren met het voorbehoud: “Geschreven op persoonlijke titel, niet namens mijn organisatie.” Alsof ik mijn woorden alvast wil onschadelijk maken.
Maar hier raakt mijn aarzeling aan de kern van het probleem dat ik beschrijf. Het onderwijsstelsel, en bij uitbreiding ons publieke domein, is een systeem dat zichzelf reproduceert. Zoals Bourdieu het omschreef: het stelsel leert ons niet alleen wat we moeten weten, maar vooral wat we niet hoeven of mogen weten. We worden gevormd tot deelnemers die het systeem dienen, eerder dan tot hervormers die het systeem bevragen. Doxic learning maakt dat we de structuren die ons vormen als vanzelfsprekend accepteren, niet als maakbaar of betwistbaar.
Mijn aarzeling om het stuk te publiceren is het levende bewijs van de kracht van dit mechanisme. Ik voel de spanning tussen de publieke waarden die ik dien — openheid, reflectie, vooruitgang — en de loyaliteit aan het systeem waarin ik werk. Het is precies deze spanning die maakt dat fundamentele verandering uitblijft. Want zolang wij als professionals, bestuurders en burgers aarzelen om de kernvragen te stellen, blijft het systeem veilig in zichzelf besloten.
De sociale sanctie op het vrije woord is daarom geen bijzaak. Het is het cement waarmee de muren van ons stelsel worden opgetrokken en versterkt. En zolang we blijven fluisteren dat we spreken “op persoonlijke titel”, blijft de systeemlogica ongestoord haar werk doen.
Er is moed nodig om dit te doorbreken. Moed om te spreken zonder onszelf bij voorbaat klein te maken. Moed om niet alleen binnen, maar ook over het systeem te denken. Moed om publiek te zeggen: “Dit onderwijs, deze samenleving — ze zijn van ons allemaal, en wij hebben de verantwoordelijkheid en het recht om ze kritisch te bevragen.”
Mijn aarzeling is niet uniek. Maar wie onderwijsverandering wil, zal haar moeten overwinnen.
Reactie plaatsen
Reacties